Onze kudde bestaat officieel sinds 6 augustus 1956. Op die dag werden de deuren van de schaapskooi officieel geopend en wandelden onder toeziend oog van zo’n duizend mensen 82 schapen naar buiten. Nu bestaat onze kudde uit zo’n 140 dieren.

De schapen schrokken tijdens de officiële opening van zo veel mensen en draaiden zich al snel om, terug de kooi in.

De totstandkoming van de schaapskudde Epe-Heerde is het resultaat van een mooi staaltje samenwerking tussen bestuurders en inwoners van beide betrokken gemeenten. Het initiatief voor de oprichting werd gegeven door de toenmalige burgemeester dr. I.N.Th.Diepenhorst van de gemeente Epe, die graag weer een kudde schapen op de Renderklippen wilde en bij zijn afscheid in 1954 geld voor dat doel vroeg en beschikbaar stelde. Notabelen uit de gemeenten Epe en Heerde vormden een commissie, richtten op 7 april 1956 de Stichting Schaapskudde Epe-Heerde op en deden met veel succes een beroep op burgers, bedrijven, verenigingen, scholen en andere instellingen om financieel bij te dragen. De gemeente Heerde deed een flinke duit in het zakje door op eigen grondgebied met hout uit de omliggende bossen en een fundering met ‘afbraaksteen’ een schaapskooi te bouwen. Voor een hooischuur (gebouwd in 1975/1976) en onderkomen voor de hond en herder (daar kwam pas in 1985 een gebouwtje voor) was nog geen geld en dat werd toen ook nog niet nodig geacht.

De bouw van de kooi. Op de achtergrond rechts het onderkomen van onze buren Wim en Diet de Ridder.

In 2001 werden alle schapen, hoewel ze gezond waren, preventief afgemaakt in verband met de Mond-en-klauwzeer-crisis in de driehoek Apeldoorn-Zwolle-Deventer. Een zwarte bladzijde in onze geschiedenis, waarvan we nog steeds kippenvel krijgen. We begonnen later dat jaar, toen het MKZ-gevaar was geweken, met een nieuwe kudde van 50 schapen.

Potstal

Schapen zijn onlosmakelijk met ons gebied verbonden. Tweehonderd jaar geleden liepen er al schaapskuddes. Dit deel van de Veluwe was één grote heidevlakte. Herman Daendels, een partriottengeneraal van de Bataafse Republiek, wilde als nieuwe eigenaar van het gebied de heide ontginnen en zette daarvoor schapen in. In het midden van de negentiende eeuw werd weerkundige Buys Ballot eigenaar van het gebied en ook hij maakte gebruik van schaapskuddes.

De heideplaggen werden in de potstallen gebruikt als strooisel voor het vee. Plaggen vermengd met mest werden daarna als meststof op de akkers gebracht. Door de komst van kunstmest in het begin van de vorige eeuw werden schapen min of meer overbodig als leveranciers van mest. Ze werden vanaf die periode voornamelijk voor de wol en het vlees gehouden.

Ook onze schaapskooi is een potstal. We mengen de mest met stro. De bodem ligt een stuk dieper, wat alleen te zien is als alle mest is verwijderd. Dat gebeurt zo eens in de twee, drie jaar.

 

Herders

De eerste herder die met de kudde op pad ging, was Heerdenaar Gerrit Jan Topfer, die in de weekenden en vakanties en bij ziekte werd vervangen door Wapenvelder Albert Jan Draaijer. Toen de Wapenvelder in 1963 met pensioen ging, stelde de stichting H.J. van Lohuizen aan. In 1965 ging Topfer met pensioen en werd een fulltime in dienst genomen. Dat was Vorchtenaar Teun Niesing, die tot 1996 scheper bleef. Een op hem geïnspireerd standbeeld staat in het centrum van Heerde. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Lammert uit Marle, die nog steeds in dienst is. (Klik hier voor meer informatie over onze herders – en honden)

Teun Niesing